De rouwfasen

Het verlies aanvaarden

De eerste stap is de aanvaarding van de realiteit van het verlies. De dood laat een irreëel, verward gevoel achter bij de nabestaanden.

Uitdrukkingen als "Het kan niet waar zijn", "Dit lijkt wel een nachtmerrie" zijn vaak te horen, al reageert iedereen uiteindelijk anders. De een zwijgt, de ander laat zijn of haar tranen de vrije loop. Sommigen worden extra actief om hun verdriet te maskeren. Hoe het ook zij, om het rouwproces te kunnen beginnen, moet u eerst de realiteit aanvaarden.

Daarom adviseren wij de nabestaanden om het lichaam van de overledene te zien. Deze confrontatie met de realiteit is uiteraard bijzonder pijnlijk, maar is uiteindelijk heilzaam.

Indien de overledene slachtoffer is van een ernstig ongeluk, adviseert Manu Keirse iets gelijkaardigs. Hij benadrukt dat het moeilijk is de dood te aanvaarden als we die niet met eigen ogen hebben aanschouwd. (Is de overledene onherkenbaar verminkt, dan kan visueel contact met een gedeelte van het stoffelijk overschot geboden zijn.) In dit stadium gaat het erom te begrijpen wat er is gebeurd: hoe, wanneer, waar.

De pijn van verlies

De volgende stap is een confrontatie met de pijn van het verlies. "De enige manier om hier doorheen te raken, letterlijk door de pijn heen."

Tijdens de eerste weken na het overlijden van een dierbare zullen er veel tranen vloeien en zult u momenten van intense pijn doormaken. Dat is gezond.

Na verloop van tijd verzacht de schok en wordt de pijn minder scherp. Mensen in een rouwproces moeten de ruimte krijgen om hun pijn tot uitdrukking te brengen. Vermijd valse opgewektheid of moraliserende woorden als "Denk aan je kinderen", "Je hebt nog zoveel mooie jaren voor je", "Herpak jezelf", "Hij was ziek, het is beter zo"... Ga de pijn niet uit de weg.

Een andere veel voorkomende fout is dat mensen de naam van de overledene niet noemen om de nabestaanden geen pijn te doen. Die "ontkenning" van het bestaan van de overledene kan voor de dierbaren juist heel wreed aanvoelen.

Aanpassing aan de nieuwe situatie

Tijdens de derde fase past de nabestaande zich aan aan de nieuwe situatie zonder de overledene.

De dood van een dierbare veroorzaakt niet alleen verdriet, maar brengt ook het intieme en sociale leven van de nabestaanden een slag toe. Een weduwe bijvoorbeeld moet een nieuwe richting vinden in het leven. Haar vaste bakens en haar activiteiten veranderen, net als de aard van haar relaties met anderen. Uitnodigingen van professionele kant (via de echtgenoot) worden zeldzamer en ook het vriendschappelijk contact vermindert.

De ouders van een overleden enig kind zullen merken dat een hele reeks activiteiten die vaste kost waren toen het kind nog leefde, plots voorbij zijn: schoolfeesten, scoutingbijeenkomsten... Al dit verdriet en gemis, al deze verwarring maken dat de nabestaanden de overleden persoon gaan idealiseren. Voor hun omgeving is dat niet altijd gemakkelijk. Als bijvoorbeeld een van de kinderen in een gezin overlijdt, kan het gebeuren dat de andere kinderen het gevoel krijgen dat het overleden kind de enige is aan wie de ouders denken. Hij/zij was zo lief, zo getalenteerd, zo intelligent, zo grappig, zo...

Weer zin krijgen in het leven, met herinneringen aan de overledene

Na verloop van tijd verdwijnt dat ideaalbeeld beetje bij beetje. Dat is vaak een teken dat de vierde fase is begonnen: de overledene krijgt een nieuwe plaats binnen het gezin en de nabestaanden beginnen beetje bij beetje weer plezier in het leven te krijgen. Het rouwproces loopt langzaam ten einde: de overledene is nog altijd aanwezig in het hart en de geest van de nabestaanden, maar de pijn is minder scherp. De nabestaanden krijgen weer energie en pakken oude projecten op of beginnen aan nieuwe: het leven gaat verder.

Wanneer dit proces niet goed verloopt, beginnen sommige mensen onrustwekkend gedrag te vertonen. Sommige tekenen zijn makkelijk herkenbaar zoals verwaarlozing van de persoonlijke hygiëne, moeite bij het nemen van eenvoudige beslissingen, hyperactiviteit, significant verlies van eigenwaarde, gedragsproblemen, alcoholmisbruik of overmatig roken, frequente en ernstige slapeloosheid, "actieve" zelfmoordgedachten, hallucinaties...

Als deze tekenen langer dan zes tot acht weken aanhouden, moet de omgeving in actie komen. Professionele hulp kan dan geboden zijn.
- 0 tot 3 jaar : op affectief vlak is het kind een soort "spons". Het is zich er niet van bewust dat er iemand is verdwenen, maar het is zeer gevoelig voor de emoties – het verdriet in dit geval – van de anderen. Het kan gekweld worden door verlatingsangst.

- 4 tot 6 jaar : het is zich bewust van de dood, maar beschouwt die als iets tijdelijks. Het begrijpt dat zijn ouders droevig zijn en wil hen beschermen – soms zozeer dat het zijn eigen verdriet niet kan uiten. Dit kan dan vele jaren later op onbewuste en verstorende wijze terugkomen.

7 en 10 jaar : het kind begrijpt dat de dood onomkeerbaar is. Het ervaart een sterk schuldgevoel want het denkt dat zijn gedachten de loop der dingen hadden kunnen veranderen.

- de adolescentie is een zeer moeilijke periode want die is op zichzelf al een rouwperiode (rouw om de kindertijd).

Kinderen in deze leeftijdsfase willen graag een band met de overledene behouden. Het gebeurt vaak dat ze worden "betrapt" terwijl ze in gesprek zijn met de dode of die nadoen. Dit zijn geen abnormale reacties.

De volwassenen moeten een luisterend oor hebben voor de kinderen en hen begeleiden. Ze moeten hen niet uitsluiten van hun eigen verwerkingsproces of de uitvaartplechtigheden, maar hen in eenvoudige woorden de situatie uitleggen. Ze moeten hen laten weten dat het niet hun schuld is, hen geruststellen en hen in staat stellen hun eigen leed uit te drukken. Ook adolescenten hebben tijd nodig om tot zich te laten doordringen dat de dierbare er niet meer is.

Dr Jean-louis Crouan www.doctissimo.fr